Per 1 juni 2014 wordt in de Belgische slachthuizen een nieuw systeem van ‘visuele keuring’ ingesteld. Het FAVV publiceerde daarover een omzendbrief.
Het wetenschappelijk advies van het EFSA over de herziening van de vleeskeuring bij varkens stelt dat de meest relevante gezondheidsrisico’s in het kader van de keuring van varkensvlees van biologische aard zijn, met name: Salmonella spp., Yersinia enterocolitica, Toxoplasma gondii en Trichinella spp..
De klassieke keuringsprocedures zijn evenwel niet adequaat om deze gevaren aan te pakken. De veelvuldige manipulaties en insnijdingen bij de klassieke post-mortemkeuring zijn zelfs tegenaangewezen omdat ze kunnen aanleiding geven tot verdere verspreiding van reeds aanwezige contaminatie. Bijgevolg heeft de Europese Commissie, mede op verzoek van de Chief Veterinary Officers van de EU-lidstaten, voorstellen gedaan om in de EU-regelgeving de klassieke keuringsprocedures in principe te vervangen door een nieuwe aanpak. Deze voorstellen werden in het Permanent Comité voor de Voedselketen en de Dierengezondheid aanvaard.
Vanaf 01.06.2014 zal een op visuele keuring gerichte inspectie de standaard worden voor de post-mortemkeuring, voor zover een aantal basisvereisten zijn nageleefd. Zo niet, evenals in geval van abnormale karkassen, behoudt de uitgebreide klassieke keuring geheel of gedeeltelijk haar rol.
Van fundamenteel belang bij deze nieuwe regeling is het antwoord op de vraag of de varkens al dan niet afkomstig zijn van bedrijven die produceren onder zogenaamde ‘gecontroleerde huisvestingsomstandigheden’.
Onder ‘gecontroleerde huisvestingsomstandigheden’ wordt begrepen dat voldaan wordt aan de onderstaande vereisten:
1. De varkenshouder heeft alle praktische voorzorgen ten aanzien van de constructie van de gebouwen en het onderhoud genomen om te voorkomen dat knaagdieren, andere zoogdieren en vleesetende vogels (bv. eksters, roofvogels) in de gebouwen kunnen komen waar dieren worden gehouden.
Indien beschermde vogels (bv. boerenzwaluwen) zich nestelen in de stallen, dienen de nodige voorzorgen te worden genomen om mogelijk contact met de varkens tot een minimum te beperken.
2. De varkenshouder voert een ongediertebestrijdingsprogramma uit, o.a. voor knaagdieren, maar ook voor ongewenste insecten, om besmetting van de varkens te voorkomen. De varkenshouder houdt over dit programma een administratie bij.
3. De varkenshouder zorgt ervoor dat alle diervoeders afkomstig zijn van een inrichting die diervoeders produceert volgens de beginselen van verordening (EG) nr. 183/20057 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne.
4. De varkenshouder bewaart diervoeders voor diersoorten die gevoelig zijn voor Trichinella (varkens, everzwijnen, éénhoevigen) in afgesloten silo’s of andere recipiënten waar geen knaagdieren in kunnen komen. Alle andere diervoedervoorraden ondergaan een warmtebehandeling of worden geproduceerd en opgeslagen overeenkomstig de methodes vermeld in de sectorgids voor de primaire productie8.
5. De varkenshouder zorgt ervoor dat dode dieren onverwijld worden verzameld, geïdentificeerd en getransporteerd in overeenstemming met de verordening (EG) nr. 1069/20099 (artikel 21 en 22) en verordening (EU) nr. 142/201110 (bijlage VIII).
6. Indien zich in de nabijheid van het varkensbedrijf een vuilstortplaats bevindt, dient de varkenshouder aan te tonen dat er verscherpte maatregelen worden genomen m.b.t. het weren van ongedierte over het hele bedrijfsterrein (bv. de inschakeling van een gespecialiseerde firma voor ongediertepreventie/bestrijding, zeer frequente controle van lokazen, enz).
Het gaat met name om de varkenshouderijen die gelegen zijn in een straal van 1 km rond de vuilstortplaatsen van Antwerpen, Moen, Roeselare, Mont-Saint-Guibert, Monceau-Sur-Sambre, Haccourt, Habay en Tenneville.
7. De varkenshouder mag nieuwe dieren uitsluitend het bedrijf binnenbrengen als zij ook afkomstig zijn van bedrijven die werken onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden.
8. De varkenshouder zorgt ervoor dat de varkens geïdentificeerd zijn, zodat elk dier naar het bedrijf teruggetraceerd kan worden.
9. De varkenshouder zorgt ervoor dat biggen die op het bedrijf worden binnengebracht en aangekochte varkens vanaf de geboorte zijn gehouden onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden.
10. Geen van de dieren heeft toegang tot buitenfaciliteiten.
Omdat de Belgische varkensbedrijven in de regel geen buitenbeloop hebben voldoen zij in principe aan de status ‘gecontroleerde huisvestingsomstandigheden’. Het FAVV deelde dan ook mee dat die status automatisch aan alle bedrijven wordt toegekend.
Vanaf 01.06.2014 bestaat de standaard post-mortemkeuring uit een louter visuele inspectie die de volgende handelingen omvat:
1. visueel onderzoek van de kop en de keel; visueel onderzoek van de mond, de keelholte en de tong
2. visueel onderzoek van de longen, de luchtpijp en de slokdarm
3. visueel onderzoek van het hartzakje en het hart
4. visueel onderzoek van het middenrif
5. visueel onderzoek van de lever en de lymfeklieren aan de lever en aan de alvleesklier (lnn. portales)
6. visueel onderzoek van het maag-darmkanaal, het mesenterium en de lymfeklieren gelegen bij de magen en het mesenterium (lnn. gastrici, mesenterici, craniales en caudales)
7. visueel onderzoek van de milt
8. visueel onderzoek van de nieren
9. visueel onderzoek van het borstvlies en het buikvlies
10. visueel onderzoek van de geslachtsorganen (behalve de penis, als die reeds verwijderd is)
11. visueel onderzoek van de uier en de lymfeklieren daarvan (lnn. supramammarii)
12. visueel onderzoek van de navelstreek en de gewrichten bij jonge dieren.
Bij vastgestelde risico’s voor de volksgezondheid, de dierengezondheid of het dierenwelzijn, worden het karkas en de slachtafvallen onderworpen aan een uitgebreidere post-mortemkeuring die palpaties en/of insnijdingen omvat. In dat geval wordt de bovenvermelde standaard visuele post-mortemkeuring, naargelang de noodzaak, uitgebreid met één of meerdere van de volgende handelingen:
1. insnijding en onderzoek van de spieren
2. insnijding en onderzoek van de lymfklieren van de onderkaak (lnn. mandibulares)
3. palpatie van de longen en van de bronchiale en de mediastinale lymfklieren (lnn. bifurcationes, eparteriales en mediastinales). In de luchtpijp en de voornaamste vertakkingen van de bronchiën moet een overlangse snede worden aangebracht en in het onderste derde gedeelte van de longen dient een dwarssnede te worden aangebracht door de voornaamste vertakkingen van de luchtpijp. Deze insnijdingen zijn evenwel niet vereist wanneer de longen niet voor menselijke consumptie bestemd zijn.
4. insnijding van het hart d.m.v. een overlangse snede waardoor beide kamers worden geopend en de scheidingswand van het hart wordt ingesneden
5. palpatie van de lever en de lymfklieren aan de lever
6. palpatie van de lymfklieren gelegen bij de maag en het mesenterium en, indien nodig, insnijding van die lymfklieren
7. palpatie van de milt
8. insnijding van de nieren en de lymfklieren bij de nieren (lnn. renales)
9. insnijding van de supramammaire lymfklieren
10. palpatie van de navelstreek en de gewrichten bij jonge dieren en, indien nodig, insnijding in de navelstreek en openen van de gewrichten.
Voor de volledige omzendbrief klik hier.