Drinkwater is de meest belangrijke primaire levensbehoefte van varkens. Belangrijker nog dan voer, als je telt naar dagelijkse opname. Toch is het drinkwater niet het eerste dat, in geval van problemen, wordt onderzocht. Met de uitfasering van zinkoxide en strenge antibiotica-ambities is focus op kwaliteit nu nog belangrijker.
De waterbehoefte van een varken is groter dan de voerbehoefte. Biggen en vleesvarkens nemen dagelijks 10 procent van hun lichaamsgewicht op in water, tegenover 5 procent voer. Bij zeugen ligt dat aandeel hoger. Drachtige en guste zeugen nemen 8 tot 12 liter water op en lacterende zeugen in de basis 10 liter, met daarbovenop nog 1,5 liter per big. Een lacterende zeug met 15 zogende biggen neemt dus 32,5 liter water per dag op. Cijfers die niet elke veehouder paraat heeft, maar die wel voorspellend kunnen zijn voor de prestaties van de dieren. Een lagere wateropname is vroeger op te merken dan een lage voeropname.
Kwaliteit van het water
Een goede opname van het water valt of staat met de kwaliteit van het water. In België zijn er volgens Steven Haerinck (Trouw Nutrition) meerdere drinkwaterbronnen te onderscheiden. “De kost van leidingwater ligt hoger in vergelijking met bijvoorbeeld Nederland. Een Belgische grootverbruiker van water betaalt al snel meer dan het dubbele per kubieke meter dan zijn Nederlandse collega. Er wordt dus vaak gekeken naar alternatieven. Maar naar stabiliteit en zekerheid is leidingwater nog altijd de beste waterbron, zeker voor gespeende biggen.”
Een alternatief is het voorzien van een eigen bron, maar dat is al naargelang de regio aan strenge regels gebonden. Diepdrainagewater, oppervlaktewater of regenwater zijn mogelijke alternatieven. Diepdrainagewater is een installatie die ondiep grondwater wint op een diepte van 4 tot 8 meter, door een drainagesysteem aan te leggen die eindigt in een ringput.
“Het verschil wordt gemaakt in de vertering en darmgezondheid. Niet elk zuur heeft de eigenschappen om ook in de vertering schadelijke kiemen uit te schakelen door op dunne darmniveau voldoende actieve stoffen te brengen. Daar slaan de coli’s toe.”
Steven Haerinck
Volgens Haerinck zijn deze alternatieve systemen prima te gebruiken om met goede prestaties varkens te voorzien van drinkwater. “Wel zal er vaak op chemische en bacteriologische kwaliteit bijgestuurd moeten worden. Dat blijkt ook uit de analyses die wij op verschillende varkensbedrijven hebben gedaan”, vertelt Haerinck, die aangeeft dat Trouw Nutrition – leverancier van premixen, melken, prestarter en additieven voor voer en drinkwater – vaak om ondersteuning gevraagd wordt bij problemen. “Zeker bij speenproblematiek wordt eerst naar het voer gekeken, maar wordt water vaak vergeten. Terwijl juist die diergroep erg gevoelig is voor water van slechte kwaliteit. Nu zinkoxide verboden is en er steeds meer eisen gesteld worden aan antibioticagebruik, is het van belang dat de kwaliteit van het water in orde is. Niet alleen voor de opname, maar ook voor de vertering en darmgezondheid.”
Waterkwaliteit verbeteren
Haerinck is van mening dat al het water goed geschikt gemaakt kan worden voor consumptie. “Maar bij alternatieve waterbronnen is daar eigenlijk altijd een extra toevoeging voor nodig om de bacteriële druk omlaag te helpen.” De kwaliteit van de bron is echter vaak een klein gedeelte van het probleem met waterkwaliteit, heeft Haerinck ervaren. Hij heeft inmiddels tientallen stalen genomen op verschillende locaties op varkensbedrijven en komt steeds hetzelfde patroon tegen. “Bij de bron is het redelijk in orde, maar aan het einde van de leiding is de bacteriedruk hoog opgelopen als gevolg van biofilmvorming in de leiding. Er mag vandaag de dag wel wat meer bewustzijn komen dat debietverschillen en omgevingstemperaturen inspelen op de kwaliteit van het water. Met name bij de gespeende biggen, waar vaak een hogere omgevingstemperatuur is en het water meestal ook even stilstaat in de leiding, nadat de groepen gewisseld zijn. Een pas gespeende big, die al een grote verandering moet doorstaan in voeding en huisvesting, krijgt bij haar eerst slok water meteen coli’s binnen. Die gaan recht naar de dunne darm, waar ze veel schade aanrichten. Dus niet alleen raakt waterkwaliteit aan de opname, maar ook aan de vertering en darmgezondheid.”
Visualisering biofilm
Toch is het volgens Haerinck niet moeilijk om alvast stappen te maken. “Begin eens met het spoelen van leidingen. In de pluimveehouderij zien we protocollen en automatische systemen die ervoor zorgen dat voor opleg van een nieuwe groep de leidingen gespoeld worden. Dat wordt in de varkenshouderij – en zeker bij de kwetsbare diergroepen- niet of nauwelijks gedaan.”
Ook het bijhouden van de opname kan eenvoudig, door het plaatsen van een watermeter in het systeem. “Dat hoeft nog niet eens zo nodig op afdelingsniveau. Je kunt ook wekelijks de opname bekijken en zien of er verbanden te ontdekken zijn. Ik heb een klant die aangeeft dat de registratie hem helpt te voorspellen met welk gewicht de biggen opgeleverd worden. Er is geen wetenschappelijke onderbouwing, maar wel een ervaring uit de praktijk.”
Haerinck heeft ervaren dat het besef van de impact van biofilmvorming bij varkenshouders pas doordringt wanneer de biofilm gevisualiseerd wordt. Het loskoppelen van een leiding is een optie, maar nog makkelijker is het openen van een kraan en de inhoud in een witte of transparante emmer laten lopen. Haerinck zelf neemt altijd een watercamera mee op locatie. “Als je echt in de leiding kijkt, dan schrikken de boeren wel wat ze tegenkomen. Op deze manier kan je heel snel iets visueel zichtbaar maken.”
Verbetering met organische zuren
Het verbeteren van waterkwaliteit kan op verschillende manieren. Het meest bekend is het gebruik van zuren. Uit een verzameling monsters op www.watertool.be valt te herleiden dat de pH van verschillende bronnen tussen de 7 en de 8 ligt, wat ook door de eigen bevindingen van Trouw Nutrition bevestigd wordt. Alles boven een pH van 8 is te hoog, oordeelt hij. “Het liefst brengen we water terug onder de 4, omdat bij dat zuurniveau entero’s afgedood worden. Maar pH zegt ook weer niet alles. Wil je effectief water aanzuren, dan moet je ook de buffercapaciteit van de bron beoordelen.”
De buffercapaciteit van het water is het vermogen van de bron om de pH stabiel te houden bij toevoeging van zuur. “Elk water heeft een andere buffercapaciteit. Dan moet je bedrijfsspecifiek een aanpak wegzetten. Aan de hand van een titratiecurve kunnen we achterhalen hoe het water op het varkensbedrijf is en hoe de aanpak er moet uitzien. Er gaat namelijk ook veel fout bij het toevoegen van zuur.”
Soorten en dosering
Niet elk zuur is hetzelfde. Het primaire doel, verlagen van de pH, lukt volgens Haerinck vaak wel. “Maar het verschil wordt gemaakt in de vertering en darmgezondheid. Niet elk zuur heeft de eigenschappen om ook in de vertering schadelijke kiemen uit te schakelen door op het niveau van de dunne darm voldoende actieve stoffen te brengen. Daar slaan de coli’s toe.”
Maar ook bij de toepassing worden vaak fouten gemaakt. Zoals onderdosering, waarbij er juist een voedingsbodem gecreëerd wordt voor verkeerde kiemen. Haerinck pleit voor een einde-leiding-analyse, ook om de effectiviteit van het aanzuren te meten. “We meten de kwaliteit van het drinkwater ook altijd aan het einde van de leiding. We moeten dus ook de concentratie zuur aan het einde van de leiding meten om te weten of in het hele systeem voldoende gedoseerd wordt.”
Tekst: Rob van Ginneken
Beeld: Trouw Nutritio