In 2020 voerde Veepeiler Varken 67 bedrijfsbezoeken uit voor diergeneeskundige tweedelijnsondersteuning. De voornaamste problemen waarvoor men een beroep deed op Veepeiler waren een te hoge sterfte en kreupelheid. Ziehier de belangrijkste conclusies van de Veepeilerprojecten die afgelopen jaar werden afgerond.
Plotse sterfte bij vleesvarkens kort na opzet: welke pathogenen spelen een rol?
Veepeiler onderzocht 20 vleesvarkens die plots gestorven waren, afkomstig van 20 verschillende bedrijven, om de oorzaak van deze problematiek te achterhalen.
Conclusie
De resultaten bevestigen dat een infectie met S. suis in de meeste gevallen de hoofdoorzaak is van de plotse sterfte bij de vleesvarkens kort na opzet in de vleesvarkensafdeling.
Rol van porciene parvovirussen bij verwerpingen bij zeugen
Verschillende infectieuze oorzaken kunnen aanleiding geven tot verwerpen of vroeggeboorte. PCV2, PRRSV en porcien parvovirus type 1 zijn hierbij de meest gekende. Op sommige bedrijven die te maken hebben met de problematiek kan geen infectieuze oorzaak gevonden worden. Spelen andere virussen die niet standaard onderzocht worden een rol op deze bedrijven?
Conclusie
Dit project bracht aan het licht dat wanneer de meest gekende virussen niet worden teruggevonden bij de problematiek, er maar zeer zelden andere (minder gekende) virussen worden gedetecteerd. Bij verwerpingen moet dus ook steeds rekening gehouden worden met mogelijke niet-infectieuze oorzaken.
Monitoring PRRS: alternatieven voor bloedname bij kraamstalbiggen
PRRS is een infectie met een zeer grote economische impact, die algemeen voorkomt in de Vlaamse varkenshouderij. Een PCR-test op serum van één dag oude biggen kan uitsluitsel geven of biggen het virus al dan niet in hun bloed hebben bij de geboorte. Bloedname bij zulke jonge biggen is echter niet vanzelfsprekend. Daarom testte Veepeiler een aantal alternatieve methodes uit, meer bepaald ‘processing fluids’ (PF of castratievocht), swabs van de mond-keelholte en uierdoekjes.
Conclusie
De alternatieve staalnamemethodes worden als praktischer en eenvoudiger bruikbaar beschouwd dan de bloednames. Het lijkt erop dat PF en de swabs aanvaardbare alternatieven zijn voor bloedanalyses. De resultaten van deze analyses komen grotendeels overeen met de resultaten uit de bloedanalyses. Uierdoekjes lijken daarentegen minder betrouwbaar te zijn. Door het beperkte aantal positieve monsters in het project, is het echter niet mogelijk betrouwbare conclusies te trekken over de resultaten die bekomen werden door de alternatieve staalnames.
Aankoopbeleid, quarantaine en adaptatie van fokgelten in varkensbedrijven
Het aankoopbeleid verschilt grondig van bedrijf tot bedrijf, alsook de manier waarop de gelten worden toegevoegd aan de bestaande zeugenstapel. Om een beter inzicht te krijgen in de huidige werkwijze, werd een vragenlijst opgesteld, die door 68 verschillende varkenshouders werd ingevuld.
Conclusie
Uit de antwoorden bleek dat 57 procent van de varkensbedrijven fokgelten aankocht. Op 95 procent van deze bedrijven werden de gelten eerst afgezonderd in een quarantainestal, waarbij de quarantaine meestal op het bedrijf zelf gelegen was. De gemiddelde quarantaineduur was zes weken. De meest gebruikte adaptatiemethode was vaccinatie, maar ook het geven van mest van zuigende biggen en contact met reforme zeugen werden vaak gebruikt. Aan de hand van deze studie kregen we een beter inzicht in de aankoop-, quarantaine-, en adaptatiemethoden die van toepassing zijn op Belgische varkensbedrijven.
Effect van mycotoxinebinder op het voorkomen van oortopnecrose bij biggen
Oortopnecrose is een syndroom dat op veel Belgische varkensbedrijven voorkomt en meestal optreedt bij biggen van 1 tot 10 weken oud. In dit project werden op een bedrijf met oortopnecroseproblemen zes groepen biggen opgevolgd, van bij het spenen tot het einde van de batterijperiode. Het percentage aangetaste biggen varieerde van 11 tot 32 procent. Bij ongeveer een derde van de biggen kwamen de letsels aan beide oren voor. De letsels waren mild en hadden gemiddeld genomen geen negatieve invloed op de dagelijkse groei. Een mycotoxinebinder werd aan het voeder toegevoegd.
Conclusie
Het toevoegen van de mycotoxinebinder aan het voeder kon het voorkomen van de oortopnecrose niet verminderen. De onderliggende oorzaken van oortopnecrose kunnen zeer divers zijn – bijvoorbeeld oorbijten, hoge bezettingsgraad, suboptimaal stalklimaat, schurft, onvoldoende afleidingsmateriaal – en zijn vaak ook multifactorieel.
Effect van paracetamol en meloxicam op de gezondheid en productie van zeugen en biggen in een bedrijf met melkgiftproblemen
Volgens eerder uitgevoerde studies heeft een kwart tot een derde van de Vlaamse zeugenbedrijven te maken met gedaalde melkproductie in het begin van de lactatie. De economische gevolgen van verminderde melkproductie zijn zeer groot en vaak vormen meerdere factoren de oorzaak. Op een bedrijf dat te maken had met de problematiek werden paracetamol en meloxicam toegediend voor zeven opeenvolgende dagen beginnende op dag 113 van de dracht.
Conclusie
De orale toediening van paracetamol en meloxicam resulteerde op dit bedrijf niet in een duidelijke verbetering van de problematiek. Anderzijds werden er ook geen nadelige effecten gezien van deze medicatie op de prestaties van de zeugen. Verder onderzoek is nodig.
Meer informatie over de afgesloten Veepeilerprojecten en de projecten die momenteel lopen, vind je in het activiteitenrapport.
Bron: naar DGZ – juni 2021