Topigs Norsvin vermindert elk jaar de totale hoeveelheid voer die nodig is om een vleesvarken slachtrijp te krijgen met 4,5 kilogram. Dit betekent een reductie van 7,2 kilogram CO2-uitstoot per geleverde vleesvarken. Volgens Topigs Norsvin is dit het resultaat van een evenwichtige fokkerij met de nadruk op robuustheid en totale voerefficiëntie.
Voer is één van de belangrijkste factoren als we het hebben over een ecologische footprint. Door de Total Feed Efficiency (TFE) te verbeteren, werkt Topigs Norsvin ook aan het verkleinen van de ecologische footprint van varkensvlees. Bij het verbeteren van de Total Feed Efficiency kijk je naar de voerefficiëntie in de gehele productieketen, van de opfok van gelten tot de verwerking.
Jaarlijks slaagt Topigs Norsvin erin de Total Feed Efficiency met 4,5 kilogram voer per op de markt gebracht vleesvarken te verlagen. Dit wordt bereikt bij een gemiddelde uitstoot van 1,6 kilogram CO2 per kilo voer, wat een reductie is van 7,2 kilogram CO2 per geleverd vleesvarken. Om dat in context te plaatsen: dat is hetzelfde als het recyclen van ongeveer 3000 plastic flessen.
Uitval laag houden
“Naast het zorgen voor een lage voederconversie is het laag houden van verliezen erg belangrijk” verteld Egbert Knol, directeur research bij Topigs Norsvin op de website van JSR Genetics. “Zeugensterfte, doodgeboren biggen, biggensterfte vóór het spenen of vleesvarkens die sterven vlak voordat ze worden geslacht, hebben allemaal een negatieve impact op de TFE en dus op de ecologische voetafdruk. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het aantal lege dagen. Als een zeug niet drachtig wordt en je moet drie weken wachten, dan moet die zeug ook drie weken extra onderhoudsvoer krijgen. Onze evenwichtige fokaanpak, die we al meer dan twintig jaar volgen, heeft niet alleen economische en dierenwelzijnsvoordelen, maar ook voordelen voor het milieu” vertelt Knol.
Meer reductie van CO2-uitstoot mogelijk
Een reductie van 7,2 kilogram CO2 per jaar is indrukwekkend, maar door veredeling zijn nog grotere reducties mogelijk. Door het veranderen van de fokdoelen en het wegen van eigenschappen die de CO2-uitstoot beïnvloeden. “Een vleesvarken dat in het begin niet heel snel groeit, maar aan het einde heel snel groeit, is efficiënter dan een varken dat in het begin snel groeit en later minder snel. Op dat type varken kunnen wij selecteren” geeft Knol als voorbeeld.
“In verschillende landen worden gelten na 250 tot 270 dagen geïnsemineerd met een gewicht van 170 tot 190 kilogram. In de toekomst zou dit, als gevolg van genetische vooruitgang, mogelijk kunnen worden teruggebracht tot 220 dagen en een iets lichter gewicht. Dat scheelt zo’n veertig dagen onderhoudsvoer, oftewel zo’n tachtig kilogram voer en 128 kilogram CO2” aldus Knol.
Tekst: Selina Rolvink
Beeld: Ruben Lijzenga