De Vlaamse regering heeft op 8 mei laatstleden haar definitieve goedkeuring gehecht aan een tijdelijke wijziging van de VLIF-steunmaatregelen voor investeringen op landbouwbedrijven. De aangebrachte wijzigingen hebben betrekking op het periodeplafond aan subsidiabele investeringen, de vorm van de steun en de omvang ervan. De vestigingssteun voor jonge landbouwers blijft onveranderd gelden. De wijzigingen gelden voor steunaanvragen vanaf 13 mei 2013, en dit in afwachting van een vernieuwde VLIF-regelgeving in het kader van de nieuwe Europese budgettaire periode die start op 1 januari 2014.
De VLIF-steun kadert binnen het door Europa voor Vlaanderen goedgekeurde PDPO II-programma (Programma voor Plattelandsontwikkeling). Dat loopt eind dit jaar af en zal gevolgd worden door een nieuw PDPO III-programma. De wijzigingen die de Vlaamse regering nu invoert zijn noodzakelijk om de overgang tussen deze beide programma’s vlot te laten verlopen.
Met deze tijdelijke overgangsmaatregel wordt de continuïteit van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds gegarandeerd, in afwachting van een bijgestuurde regelgeving die past binnen de nieuwe Europese budgettaire periode die ingaat vanaf 2014. In dit kader wordt momenteel volop werk gemaakt van een nieuw PDPO III-programma dat de basis zal vormen voor een aangepaste VLIF-regelgeving. Deze aangepaste VLIF-regelgeving zal in de loop van 2014 in voege treden en de landbouwbedrijven opnieuw maximale kansen voor investeringsondersteuning bieden.
Het volume subsidiabele investeringen per bedrijf is tot op heden beperkt per periode van zeven jaar. In concreto gaat het om een plafond van 1 miljoen euro per bedrijfsleider. In afwachting van een structurele wijziging van de VLIF-regelgeving in het kader van PDPO III wordt de periode van zeven jaar nu verlengd met één jaar, zonder creatie van een nieuwe schijf aan subsidiabele investeringen.
Van zodra de gewijzigde VLIF-regelgeving een feit is, zal een nieuw periodeplafond gelden voor de periode 2014-2020.
Door een aanhoudend hoog investeringsvolume was er een onevenwicht ontstaan tussen de vraag naar investeringssteun en de beschikbare middelen. De Vlaamse regering heeft daar diverse malen op geanticipeerd door extra middelen uit te trekken voor het VLIF. Wijzigingen van de regelgeving onder vorm van een selectievere toekenning van steun hebben voor een beter evenwicht gezorgd, maar laten nog onvoldoende toe de beslissingsachterstand van de dossiers in te lopen.
Teneinde de budgettaire situatie in de overgangsperiode verder onder controle te houden en de mogelijkheden van het volgende PDPO III-programma niet in het gedrang te brengen, was een tijdelijke en bijkomende beperking van het steunvolume tot 80.000 euro per bedrijf noodzakelijk. Deze steun neemt de vorm aan van een investeringspremie.
De wijzigingen zijn overgangsmaatregelen. Toch kunnen bedrijven die in de lopende periode hun bedrijfsplafond niet bereikt hebben, afhankelijk van de aard van de investeringen in deze budgettaire periode, nog een aanzienlijk bedrag investeren met steun. Bij een steunintensiteit van 18% is bijvoorbeeld nog een investering van 444.000 euro met volledige steun mogelijk. Voor investeringen die dit bedrag te boven gaan, zal het maximale steunbedrag bij eenzelfde steunintensiteit beperkt worden tot 80.000 euro.
Meer info kan u vinden op www.vlaanderen.be/landbouw