Uit de resultaten van de VCM-bevraging over het jaar 2016 kwam naar voren dat er bijna 41,5 miljoen kg stikstof uit dierlijke mest (incl. export) werd verwerkt. In 2014 was dit nog 36,9 miljoen kg stikstof en in 2015 was dit 37,7 miljoen kg stikstof.
De jaarlijkse hoeveelheid verwerkte stikstof blijft dus stijgen, maar de stijging (+10%) is merkbaar groter in 2016. Dit kan verklaard worden omdat de bemestingsnormen van het vijfde MestActiePlan pas in werking traden na de voorjaarsbemesting van 2015.
Het grootste gedeelte (bijna 86%) van de stikstofverwerking werd in 2016 gerealiseerd door de verwerking en export van varkensmest (in totaal 17,8 miljoen kg N of 42,8%) samen met de verwerking en export van pluimveemest (in totaal 17,7 miljoen kg N of 42.7 %).
Sterke stijging biothermische droging
De hoeveelheid stikstof verwerkt via biologische behandeling van de dunne fractie van varkensmest, rundveemest of digestaat is gedaald ten opzichte van 2015 (-3%), terwijl de stikstofbehandeling via biothermische droging (al dan niet gecombineerd met drogen en korrelen) van pluimveemest en de dikke fractie van varkensmest en rundermest sterk gestegen is (+8 %). Dit is voornamelijk het gevolg van de gestegen verwerking (+15%) van pluimveemest (hoge stikstofinhoud), als gevolg van het gegroeide Vlaamse pluimveebestand, en de zeer sterke stijging, met niet minder dan een factor 7, van de behandeling van de dikke fractie van rundermest. Dit laatste is gekoppeld aan de sterke stijging van de decentrale scheiding van rundveemest, zowel in Vlaanderen als in Nederland, want de import van de dikke fractie van rundermest uit Nederland is ook sterk gestegen. Door de toename van melkvee na het wegvallen van de melkquota en de strengere bemestingslimieten, in Vlaanderen meer bepaald van het vijfde MestActiePlan (MAP5), krijgen veel rundveebedrijven het moeilijk mest af te zetten op landbouwgronden. Veel rundermest wordt bijgevolg gescheiden, waarbij de rundveehouders de dunne fractie gebruiken voor de bemesting van de voedergewassen terwijl de dikke fractie naar een mestverwerkingsinstallatie (biothermische droging) gaat. Op die manier kan meer rundveemest op het land worden gebracht, zonder tegen de P-limiet aan te botsen.
Vrije capaciteit daalt
De gebouwde capaciteit is met 6% toegenomen in 2016, ten gevolge van twee nieuwe installaties (biologie) en vijf installaties die niet meegerekend werden als operationele mestverwerkingsinstallaties in 2015. Toch is een daling (-1,9%) van de vrije capaciteit waar te nemen. In 2016 was er 23,5% vrije capaciteit voor mestverwerking in Vlaanderen, terwijl in 2015 nog 25,4% vrij en dus onbenut was. Net als in 2015 bevond deze vrije capaciteit zich voornamelijk in West-Vlaanderen en is vooral te wijten aan de vrije capaciteit bij installaties voor de biologische behandeling van de dunne fractie.
Hoewel de vrije capaciteit vaak te wijten is aan technische storingen of administratieve redenen (milieuvergunning), zijn er toch 20 uitbaters van de 121 installaties in Vlaanderen die aangeven dat de vrije capaciteit van hun installatie een gevolg is van een onvoldoende aanbod van mest.
Evolutie export ruwe mest
De export van ruwe varkensmest naar Nederland is met 16% afgenomen ten opzichte van 2015 (-241 878 kg N). In 2015 werd reeds een daling van 20% waargenomen ten opzichte van 2014, terwijl in 2014 nog een stijging van 6% was waargenomen ten opzichte van 2013. Merk op dat de daling in 2015 overeenkwam met slechts 5.807 ton ruwe varkensmest en dus vooral kwam door de daling van de stikstofinhoud van geëxporteerde varkensmest naar Nederland. De daling in 2016 daarentegen komt overeen met 28.708 ton.
De export van ruwe pluimveemest is met 7% gedaald ten opzichte van 2015 (-502 916 kg N), wat overeenkomt met een daling van 9.661 ton.
Evolutie export verwerkte mestproducten
Frankrijk blijft nog steeds het belangrijkste land voor export van Vlaamse mestproducten (hoofdzakelijk biothermisch gedroogde en bekalkte mest). De export naar Frankrijk is gestegen van 49% (2015) naar 58% (2016). De export richting Duitsland is eveneens iets gestegen (van 1 naar 4%); de export naar Nederland is dan weer een beetje gedaald (van 42 naar 29%). De export naar andere landen (binnen of buiten Europa) blijft stabiel (ongeveer 8%).
VCM zal in de toekomst verder inzetten op de verkenning van nieuwe afzetmarkten voor Vlaamse mestproducten. Daarom nam VCM reeds deel aan een Nederlandse handelsmissie naar West-Polen in 2016 en naar Oost-Duitsland in 2017.
Voor een gedetailleerde bespreking van de enquêteresultaten lees hier het volledige rapport RapportEnqueteVCM2017_finaal
Bron: VCM – 14 september 2017