Valérie Courboulay van IFIP (Institut du Porc) gaf tijdens de Journées de la Recherche Porcine afgelopen maand februari 2018 als naar jaarlijkse gewoonte in Parijs gehouden, een uiteenzetting over de effectiviteit van verschillende verdovings- (anesthesie) en pijnbestrijdingsmiddelen (analgesie) aangewend bij chirurgische castratie om de pijn bij de biggen te verzachten.
In 2016 werden in Frankrijk 2,4 miljoen van de 23,8 miljoen geslachte varkens niet gecastreerd (intacte beren). Het merendeel van de beerbiggen wordt aldus chirurgisch gecastreerd. Voor 7 dagen leeftijd gebeurt dit zonder pijnbestrijding. Vanaf 7 dagen leeftijd is het verplicht om de pijnbestrijdingsmiddelen door een dierenarts te laten toedienen.
De effectiviteit van verschillende verdovings- en pijnbestrijdingsmiddelen werd geëvalueerd aan de hand van de intensiteit van het krijsen door de biggen (tijdens castreren), het observeren van het gedrag van de biggen (tijdens en na castreren) en het meten van de concentratie van het stresshormoon cortisol in het bloedplasma (30 minuten na castreren).
Analgesie verzacht voornamelijk de pijn na de castratie-ingreep, terwijl anesthesie vooral effect heeft tijdens het castreren. Bij anesthesie (geheel of lokaal in de teelballen) is dus bijkomende analgesie nodig om de pijn na de operatie te verzachten. Het gebruik van een pijnbestrijdingsmiddel in combinatie met een lokaal verdovingsmiddel in beide testikels (max. 0,5 ml/teelbal; 2%) zoals lidocaïne is een effectieve strategie. Het effect van procaïne als lokale verdoving is minder duidelijk. Er werd benadrukt dat bij het opteren voor een bepaalde strategie het belangrijk zal zijn dat de varkenshouders deze volgens de wetgeving zelf kunnen toepassen. Enkel dan zal deze ingang vinden in de praktijk.
Canadees onderzoek (Centre canadien pour l’amélioration des porcs – Laurence Magniel) richtte zich op het reduceren van berengeur via het gebruik van genetische merkers. Duroc-beren uit drie KI-centra werden ingedeeld in fokberen met hoog en laag risico voor de berengeurcomponent androstenon. De technische parameters, karkas- en vleeskwaliteit van hun nakomelingen (gelten, beren, immunocastraten en bargen) werden opgevolgd. De resultaten toonden een snellere groei voor de immunocastraten door een verhoogde voederopname. De gunstigste voederconversie werd gehaald door de intacte beren, gevolgd door de gelten, de bargen en de immunocastraten. Er was bij de intacte beren echter weinig verschil in het voorkomen van berengeur tussen de afstammelingen van fokberen met hoog of laag risico op berengeur. De onderzoekers zochten de oorzaak hiervan bij het beperkt aantal dieren in de studie, het feit dat de gebruikte merkers nog verbeterd kunnen worden, de genetica van de zeug niet werd meegenomen en dat er te weinig variabiliteit tussen de beschikbare fokberen zat.
Ook Vlaams onderzoek omtrent reductiestrategieën voor berengeur werd belicht. Het effect van volgende strategieën op het voorkomen van berengeur werd geëvalueerd: 1) de wachttijd in de losruimte in het slachthuis, 2) drie voederaanpassingen (TAINSTOP, Fibrofos chicorei-extracten 3% en 5%) en 3) de aanwezigheid van gelten in de stal tijdens het afmesten. Hieruit bleek dat het voederen met TAINTSTOP gedurende 2 weken voor de slacht de geurscore van het vlees (sensorische berengeur) en het voorkomen van de berengeurcomponenten androstenon en skatol in het vet verlaagde. Het voederen van TAINTSTOP gedurende 3 weken voor de slacht verlaagde de androstenon-en skatolgehaltes. Voederen met 5% Fibrofos verlaagde de geurscore en het skatolgehalte in vet terwijl voor 3% Fibrofos enkel het skatolgehalte significant verlaagde. Noch de aanwezigheid van gelten tijdens afmest noch de wachttijd in de losruimte van het slachthuis hadden een significante invloed op de geurscore en de berengeurcomponenten.
Bron: Evert Heyrman (ILVO), Sarah De Smet (Varkensloket) en Sam Millet (ILVO) in een synthese uit Journées de la Recherche Porcine, 6 en 7 februari 2018 (Parijs).