De Belgische afdeling van de International Pig Veterinary Society reikt elk jaar een prijs uit voor de beste scriptie over varkens en diergeneeskunde. Dit keer viel de eer te beurt aan Justine De Baets, die voor het behalen van haar master in de diergeneeskunde aan de Universiteit Gent onderzoek verrichtte naar de prenatale ontwikkeling en fertiliteit bij everzwijnen.
Dat de everzwijnenpopulatie in Vlaanderen en Nederland explosief is toegenomen, is wellicht niemand ontgaan. De dieren zorgen immers niet zelden voor schade aan gewassen en tuinen. Ook is er gevaar in het verkeer en voor de verspreiding van ziektes. Denk maar aan de uitbraak van de Afrikaanse varkenspest. Toch is er nog maar weinig bekend over de oorzaak van deze spectaculaire populatiestijging. Nieuwe inzichten over dit onderwerp zijn dan ook meer dan welkom.
Het Instituut natuur- en bosonderzoek verzamelt sinds enkele jaren gegevens over everzwijnen die in Vlaanderen geschoten worden. Zo wordt van elk dier de afschotdatum en de leeftijd opgetekend. Daarnaast worden de ovaria en de al dan niet drachtige baarmoeders bijgehouden. Uit die schat van informatie kon de onderzoekster dan ook heel wat conclusies trekken.
Ten eerste identificeerde ze een fokseizoen, dat van september tot januari duurt. Dit is enigszins opmerkelijk, omdat dit in de traditionele varkenshouderij de periode met het laagste vruchtbaarheidspercentage is. Jonge vrouwelijke everzwijnen kwamen ten vroegste vanaf de leeftijd van 6 maanden of een gewicht van 30 kg in de puberteit. Vanaf dat moment waren ze dan ook vruchtbaar. Een gemiddelde worp bedroeg ten slotte 5,3 frislingen of everzwijnbiggen. Door de gunstigere weersomstandigheden is er immers meer voedsel beschikbaar voor de dieren. Hierdoor komen ze vroeger in de puberteit en kan ook de worpgrootte toenemen.
Bron: naar Maarten Ceyssens in Varkensbedrijf editie België december 2019