Uit veldonderzoek is gebleken dat de ijzervoorziening van biggen op speenleeftijd vaak suboptimaal is en dat er grote verschillen zijn tussen bedrijven. Daarom is het aanbevolen om de ijzerstatus van die biggen regelmatig te controleren en indien nodig de bestaande behandelingsprotocollen voor ijzersupplementatie bij te sturen. Bespreek dit met uw dierenarts.
Recent werd door Ceva een veldonderzoek op 18 Vlaamse zeugenbedrijven uitgevoerd. Op elk bedrijf werd een hemoglobine-bepaling met de HemoCue-fotometer uitgevoerd bij 10 tomen zuigende biggen. In elke toom werden 3 biggen op speenleeftijd bemonsterd; een grote big, een normale big en een kleine big. Op hetzelfde tijdstip werd ook de zeug bemonsterd. Per bedrijf werden dus 10 zeugen en 30 biggen bemonsterd.
In totaal werden 180 zeugen bemonsterd, gemiddeld 20,8 dagen na het werpen. Het gemiddelde hemoglobine-gehalte bedroeg 105,7 g/l en 6 procent van de zeugen was anemisch. Daarnaast werden er 540 biggen bemonsterd op een gemiddelde leeftijd van 20,8 dagen. Het gemiddelde hemoglobine-gehalte van de biggen bedroeg 97,2 g/l en 27 procent van de biggen was anemisch. In de groep met grote biggen werd met 31 procent het hoogste percentage anemische biggen opgetekend, gevolgd door de kleine biggen (26 procent anemische biggen) en de normale biggen (24 procent anemische biggen).
Op alle bemonsterde bedrijven waren anemische biggen aanwezig, maar er werden wel grote verschillen tussen de bedrijven waargenomen, met een minimum van 2/30 anemische biggen (6,7%) in bedrijf 16 en een maximum van 19/30 anemische biggen (63,3%) in bedrijf 4. Deze bedrijfsverschillen kunnen te wijten zijn aan o.a. het tijdstip van de ijzertoediening, de nauwkeurigheid waarmee het ijzer wordt toegediend (verliezen door terugvloei, correctheid van de dosis), het gebruikte ijzerpreparaat, de groeisnelheid van de biggen, de toomgrootte, enz.
Door gebruik te maken van een draagbare HemoCue-fotometer kan men de hemoglobine-niveau’s op een snelle en eenvoudige manier meten. Deze metingen kunnen op het varkensbedrijf zelf uitgevoerd worden. Voor de meting is slechts één druppel bloed nodig, die kan verkregen worden door het aanprikken van een bloedvat in het oor. De druppel bloed wordt vervolgens opgezogen in een micro-cuvette die in het meettoestel wordt geplaatst. De hemoglobine-waarde kan binnen de minuut rechtstreeks op de fotometer afgelezen worden. Hemoglobine-gehaltes groter dan of gelijk aan 110 g/l worden beschouwd als optimaal, waarden tussen 90 en 110 g/l zijn suboptimaal en biggen met een hemoglobine-gehalte lager 90 g/l hebben klinische bloedarmoede.
Bron: naar Peggy De Backer – Ceva Santé Animale