In België zijn er weinig zeugenstapels die niet vroeg of laat in contact komen met het PRRS-virus.
Of de infectie ook gepaard zal gaan met kliniek is echter sterk afhankelijk van de afweer van de zeugen tegen PRRSV op dat moment enerzijds en de agressiviteit van het virus anderzijds. De economische impact van een dergelijke passage is op een zeugenbedrijf hoofdzakelijk het gevolg van voortplantingsproblemen. Wanneer het virus zeugen infecteert, kan het via de bloedbaan spreiden naar de drachtige baarmoeder en er lokaal schade aanrichten. Het eindresultaat is een productieverlies ten gevolge van minder gespeende biggen omwille van meerdere redenen:
- Zeugen die terugkeren
- Minder levend geboren biggen
- Abortussen
- Geboorte van minder vitale biggen die het virus meedragen in het bloed (de zogenaamde viraemische biggen) en als gevolg hiervan verhoogde uitval in het kraamhok.
Op basis van dit ziekteverloop werd door de Iowa State University een methodiek ontwikkeld om een zeugenstapel te klasseren uitgaande van 2 parameters:
- Antistoffen tegen PRRSV bij de zeugen
- Detectie van het PRRS-virus via PCR bij biggen voor het spenen
Deze indeling vormt de basis voor een kosten-baten analyse van een bepaalde PRRS-status in de zeugenstapel in relatie met productieparameters. Dit maakt het mogelijk de economische impact van PRRS-controlemaatregelen in kaart te brengen. Voor de Europese situatie is dit echter nog niet uitgebreid bestudeerd en heeft Hipra het voortouw genomen om dit in de periode 2017-2018 op te volgen op 35 Spaanse zeugenbedrijven, waar in totaal 78.680 zeugen waren gehuisvest. Dit project kreeg de naam “Hipra Together against PRRS” mee.
Hoe ging dit in zijn werk? Elke maand werd op elk van de deelnemende bedrijven bij 30 biggen voor spenen bloed verzameld wanneer de zeugenstapel niet serologisch negatief was (m.a.w. ofwel werden zeugen gevaccineerd ofwel was er infectie met veldvirus ofwel een combinatie van beiden). De 30 stalen werden dan gepoold per 6 stalen voor PCR op PRRSV en indien de Ct-waarde (dit is een parameter voor de mate van besmetting: hoe lager de waarde hoe meer viraal genetisch materiaal) laag genoeg was, werd het virus ook gesequeneerd. Aldus werd elk van de bedrijven elke maand (aangezien het hier meestal ging om bedrijven in een 1-weken systeem) geklassificeerd onder één van de volgende opties:
- Negatief = alle zeugen op het bedrijf zijn serologisch negatief
- Positief stabiel = de zeugen zijn serologisch positief maar de PCR’s bij de biggen in 4 opeenvolgende groepen zijn negatief
- Positief onstabiel = de zeugen zijn serologisch positief en minimum 1 PCR van de biggen is positief. In dit laatste geval zullen er dus waarschijnlijk biggen besmet zijn geraakt in de baarmoeder.
Anderzijds werden per bedrijf ook telkens volgende technische resultaten geregistreerd per week: aantal abortussen, percentage levend geboren biggen, percentage uitval in het kraamhok, aantal biggen gespeend per bedrijf met 1000 zeugen. In totaal waren er dus data van in totaal 1997 weken waarvan 782 onder positief onstabiele situaties en 1215 onder positief stabiele situaties. In de weken dat geen positieve biggen werden gedetecteerd (en de zeugenstapel dus stabiel was), werden 0,5% meer levende biggen geboren, daalde de uitval in het kraamhok met 0,95% en werden 26,2 biggen meer gespeend voor een bedrijf met 1000 zeugen in een 1-weken systeem.
Deze resultaten toonden duidelijk aan dat het de moeite loont om te investeren in een goed beschermende zeugenstapel tegen PRRSV. Ondertussen loopt het “Hipra Together against PRRS” in meerdere Europese landen en zullen we hierdoor nog nieuwe inzichten verkrijgen in deze ziekte.
Bron: Hipra