Op de Agro-Expo in Roeselare organiseerde VPOV een seminarie inzake de relatie tussen afzet en kwaliteit. Het is immers expliciet één van de doelstellingen van VPOV om het aanbod beter af te stemmen op de vraag. Dit seminarie lokte maar liefst 220 toehoorders waarvan twee derde varkenshouders. Een aantal markante uitspraken van de sprekers.
Arjan Koldenhof (Mondial Foods)
- “Wees kritisch als boer over wat er in je voeder zit, omtrent je medicijngebruik, ontsmettingsmiddelen. Hoe ga je met je dieren om: staartbijten, vechten, dat zijn allemaal dingen die je terugziet in het vlees. En de klant is daar niet blij mee, of dat nu een Belgische, een Chinese of een Australische klant is. Lever varkens af met een uniform gewicht. Schoon en netjes werken.”
- “Terugkoppeling van álle gegevens, vanuit de slachterij terug naar de boer, is megabelangrijk. Hoe kan een varkenshouder weten wat een slachterij het best kan verkopen? Dan zal die slachterij dat toch moeten uitleggen aan de varkenshouder.“
- “Een Belgisch varken is een varken met een dikke buik, wat in Azië en met name in Zuid-Korea, goed aangeschreven staat.”
- “Matchen van vraag en aanbod heeft ook een kwantitatief aspect. Als je als boer iets kan sturen op het aanbod, kan je ook veel winnen. Tussen november en februari zijn er gewoon minder varkens nodig. Al is het maar één, twee of drie procent, dan is dat pure winst. Maar het is aan de varkenshouders zélf om dat te ondervinden.”
Joris Coenen (VLAM / BMO)
- “De rol van de VLAM is het uitbouwen van een imago in het buitenland, waarmee we ons Belgisch varkensvlees op die verre markten aan de man kunnen brengen. In de meeste landen hebben we amper een imago.”
- “Als we alle nichemarkten optellen, komen we nog niet tot een halve procent van het geheel, dus de bulkmarkt is véél belangrijker.“
- “Slechts 6 procent van het varken wordt verkocht als een vers stukje vlees in de winkel. Technische kwaliteitskenmerken die belangrijk zijn voor de verwerking, zoals consistentie, uniformiteit, leverzekerheid, wegen heel zwaar door. Dus als het werken aan consistentie, uniformiteit en regelmaat al kan beginnen bij de boer is dat zeker een goede zaak voor het passend vermarkten van het eindproduct.”
- “Onze typische zware en magere karkassen geven een hoger rendement en zijn dus een duidelijke sterkte. Maar tegelijk is dit ook onze zwakte, want we zien een hogere variabiliteit in die karkassen en een hoger risico op PSE.”
- “De Japanse markt is extreem gevoelig voor consistentie en leverzekerheid. En daar scoren we niet zo goed. Op elk mogelijk moment de gewenste hoeveelheid kunnen leveren met een zeer uniforme kwaliteit is niet ons sterkste punt. Nochtans is de Japanse markt de tweede belangrijkste afzetmarkt ter wereld voor varkensvlees.”
Filip Van Theemsche (Locks NV)
- “Wij vragen varkens met een mager vleespercentage tussen de 58 en 62 procent, en een koud slachtgewicht rond de 94 kg.”
- Onze retail is of valt steeds meer in handen van buitenlandse retailers. En die kijken vooral naar hún prijzen en hún prijszetting.”
- “Misschien moeten we in België met heel de keten toewerken naar één ‘brand’ (merk, red.) waarin we een heel goed varken gaan klaarmaken waar België voor gekend kan zijn.”
- “De veevoedersector zou vanuit hun expertise moeten kijken op welke manier zij zouden kunnen bijdragen tot het verminderen van het dripverlies.”
- “Onze grote buitenlandse concurrenten werken in twee shiften, terwijl in België het FAVV daarvoor geen toelating verleent. Dit geeft ons naast de loonkosthandicap opnieuw een nadeel ten opzichte van bijvoorbeeld Nederland, Duitsland, Spanje of Polen.”
Stefaan De Smet (UGent)
- “We hebben de beste karkassen ter wereld, maar misschien niet altijd de beste smaak. En daar ligt onze belangrijkste uitdaging om onze kwaliteit te verhogen.”
- “Als we écht iets willen doen aan vleeskwaliteit zullen we als keten beter moeten samenwerken.”
- “In de wetenschappelijke literatuur vind ik weinig aanknopingspunten over de relatie tussen voeder en vleeskwaliteit. Maar dit is wellicht óók te wijten aan het feit dat er nog te weinig onderzoek naar gedaan werd. Wat we wel weten is dat we via het voeder kunnen werken op kleurstabiliteit, dripverlies, vetstabiliteit, en vetzuursamenstelling.”
- “We moeten misschien meer onderzoek doen naar het gebruik van een ‘afleverrantsoen’. We hebben voor van alles en nog wat rantsoenen, maar naar een rantsoen voor het afleveren van varkens wordt nauwelijks gekeken.”
Bron: VPOV naar seminarie Agro-Expo, Roeselare (29-01-2018) in Varkensbedrijf februari 2018