Amerikaanse wetenschappers aan de University of Illinois vergeleken in een recent onderzoek de chemische samenstelling van meel op basis van sojabonen afkomstig uit verschillende landen. Verder werd ook de verteerbaarheid van de aminozuren in het sojameel onder de loep genomen.
Voor hun onderzoek namen de wetenschappers 24 stalen van sojameel uit 5 verschillende landen, namelijk de Verenigde Staten, China, Argentinië, Brazilië en India. Alle stalen werden apart geanalyseerd. Verder werd het sojameel ook toegevoegd aan een voeder dat bestond uit maïszetmeel en dat geen andere bronnen van aminozuren bevatte. De voeders met de verschillende stalen sojameel en een controlevoeder werden vervolgens aangeboden aan 25 gecastreerde beren.
Zowel de concentraties aan ruweiwit als die aan noodzakelijke aminozuren waren het hoogst in de stalen uit Brazilië en India. De stalen uit India bevatten wel het hoogste gehalte aan trypsine-remmers. Dit zijn zogenaamde anti-nutritionele factoren (ANF), enzymen die de afbraak van eiwitten verhinderen en dus de vertering bemoeilijken. De verteerbaarheid van ruweiwit en aminozuren was dan weer het hoogst voor de voeders met stalen uit de Verenigde Staten en China. Omdat het Chinese sojameel echter minder aminozuren bevatte dan het Amerikaanse, is de toevoeging van dit laatste sojameel voordeliger voor de dieren. Ten slotte waren er ook onderlinge verschillen tussen de stalen van elk land. Die verschillen waren het kleinst in de stalen uit de VS en Brazilië.
De onderzoekers concluderen dat er grote variaties zijn in de chemische samenstelling en de verteerbaarheid van sojameel uit verschillende landen en zelfs binnen die landen. Hiermee moet dan ook rekening gehouden worden wanneer men zelf varkensvoeder samenstelt en de voedingswaarde van dit voeder wil berekenen.
Bron: Maarten Ceyssens – Varkensbedrijf editie mei 2017