Het zeugenbarema stijgt voor het inkomstenjaar 2017 vrij sterk tot 245 euro, waar dit voor inkomstenjaar 2016 nog 160 euro was. Er werd tevens een akkoord bereikt over een semi-brutowinst van 10 euro per vleesvarken (+4,75 euro in vergelijking tot vorig jaar). Ook de semi-brutowinst voor de vleesvarkens onder contract werd op 10 euro per dier gebracht.
De varkenssector kende na een toch wel aanslepende crisis gedurende meerdere jaren, opnieuw betere tijden in 2017. De betere conjunctuur laat zich voor 2017 vertalen in duidelijk gestegen inkomsten, die slechts gedeeltelijk gecompenseerd worden door hogere kosten.
Voor de zeugen bleef de positieve tendens die zich in 2016 reeds had ingezet, ook nog voortduren in 2017 met een verdere stijging van de biggenprijs die in het zeugenbarema werd verrekend. Het zeugenbarema stijgt daarom vrij sterk tot 245 euro (waar dit voor inkomstenjaar 2016 nog 160 euro was). Het basisaantal biggen dat wordt verrekend in het zeugenbarema blijft behouden op 22 biggen per zeug, en er moet voor inkomstenjaar 2017 opnieuw geen berekening van de fictieve zeugen worden gemaakt.
Ook bij de vleesvarkens was er een beduidende stijging van de verkoopsprijzen. Hierdoor stegen de ontvangsten per afgeleverd varken met 11,8 euro. Nadat rekening werd gehouden met een duurdere aankoop van de opgezette biggen en een lichte stijging van de voederkosten, werd een akkoord bereikt over een semi-brutowinst van 10 euro per vleesvarken (+4,75 euro in vergelijking tot vorig jaar). Ook de semi-brutowinst voor de vleesvarkens onder contract werd op 10 euro per dier gebracht.
Deze baremacijfers zijn steeds ‘semi-brutowinstcijfers’, hetgeen concreet betekent dat er al een aantal kosten in rekening zijn gebracht (waardoor het barema geen zuiver bruto-cijfer meer is). Deze verrekende kosten zijn uiteraard niet meer individueel aftrekbaar. In het kader van het varkensbarema zijn onder meer de kosten van water- en energieverbruik reeds verrekend, de kosten van mestafzet, afschrijvingen, verzekeringen, de voederkosten en dergelijke meer.
Van de totale semi-brutowinst die voor het bedrijf wordt berekend zullen een aantal andere kosten nog wèl individueel aftrekbaar zijn. De barematekst bevat immers een limitatieve lijst van kosten die voor individuele aftrek in aanmerking komen, uiteraard onder de voorwaarde dat men daartoe in het bezit is van de vereiste bewijsstukken.
Deze lijst van individueel aftrekbare kosten bleef onveranderd; alle gekende kosten zullen nog steeds in aftrek kunnen worden genomen. De belangrijkste individueel aftrekbare kosten zijn de betaalde pachten, uitzonderlijke verliezen in het vee (of in teelten), de kost van bepaalde landbouwloonwerken, sociale bijdragen, interesten van leningen, beroepsbijdragen, erelonen van veearts en belastingconsulent, enz.
Specifiek voor de varkenssector werd opnieuw bepaald dat de verliezen door sterfte van dieren uit 2016 nog kunnen afgetrokken worden in 2018. Sterftes van 2017 kunnen tevens opnieuw worden overgedragen naar volgend jaar.
Nog even in herinnering brengen dat er tevens een aantal fiscale gunstmaatregelen spelen. Zo blijft de investeringssteun toegekend via het VLIF onbelast bij toepassing in de personenbelasting (in de vennootschapsbelasting geldt het bijzondere tarief van 5 procent). De basisbetaling en de zoogkoeienpremies blijven in de personenbelasting belast aan 12,5 procent.
De aangiftes zullen in de loop van de maand september aan de forfaitaire belastingplichtigen worden uitgestuurd. De uiterste indieningsdatum is bepaald op 13 december 2018. Wanneer er een beroep wordt gedaan op een mandataris heeft deze sowieso de tijd tot en met 10 januari 2019 om de fiscale aangifte in te dienen.
Bron: Katrien Helsen (SBB Accountants & Adviseurs) in Varkensbedrijf juni 2018