Griep is een zeer besmettelijke luchtweginfectie bij varkens, met grote economische gevolgen. Naast het verbeteren van management en bioveiligheid, is vaccinatie een belangrijk hulpmiddel om de klinische symptomen te beheersen en om de uitscheiding en verspreiding van het griepvirus te verminderen.
Rol van vaccinatie
In België zijn er twee griepvaccins beschikbaar. Het eerste vaccin biedt bescherming tegen de klassieke griep subtypes H1avN1, H1huN2 en H3huN2, die al sinds lange tijd circuleren in de varkenspopulatie. Het tweede vaccin bevat het pandemische griep subtype H1panN1 en biedt bescherming tegen pandemische griep.
De pandemische en klassieke grieptypes verschillen sterk van elkaar. Daarom werkt het vaccin tegen de klassieke grieptypes niet tegen pandemische griep en omgekeerd. Beide subtypes zijn aanwezig in België en om uw zeugenstapel optimaal te beschermen moeten beide vaccins ingezet geworden.
Griepvaccins verminderen de klinische symptomen van de ziekte en de virusuitscheiding, maar ze leiden niet tot steriele immuniteit. Dit betekent dat gevaccineerde varkens het griepvirus nog steeds kunnen uitscheiden. En hoewel deze uitscheiding beperkter zal zijn dan bij niet-gevaccineerde varkens, betekent dit dat gevaccineerde varkens toch nog steeds andere, gevoelige varkens kunnen besmetten met het griepvirus. De meeste Belgische bedrijven vaccineren enkel de gelten en zeugen tegen griep. De biggen en vleesvarkens worden meestal niet gevaccineerd. Er zijn dus steeds ongevaccineerde dieren aanwezig in het bedrijf die geïnfecteerd kunnen worden. Dit houdt de viruscirculatie in het bedrijf in stand. Enkel vaccinatie van álle dieren in het bedrijf zorgt voor een optimale vaccinbescherming. (1)
Op bedrijven die geïnfecteerd zijn met het griepvirus en/of die de gelten en zeugen vaccineren tegen griep, zullen de pasgeboren biggen antistoffen tegen het griepvirus opnemen met de biest. De voorbije jaren is veel onderzoek uitgevoerd naar de rol van deze biestantistoffen. Hieruit is gebleken dat biestantistoffen de biggen beschermt tegen de klinische symptomen van een griepinfectie, maar dat het een infectie met het griepvirus niet verhindert. (2) Ondanks de beschermende werking van biestantistoffen tegen klinische symptomen, kunnen biggen toch milde kliniek vertonen na een infectie. (3) Voor de vaccinatie van de zeugenstapel zijn er 2 mogelijkheden, regelmatige groepsenting waarbij alle zeugen tegelijk gevaccineerd worden of vaccinatie van de zeugen enkele weken voor het werpen om zo de hoeveelheid biestantistoffen te maximaliseren. Omdat biestantistoffen niet kunnen verhinderen dat biggen toch met griep geïnfecteerd worden, is een regelmatige groepsenting van alle zeugen op hetzelfde tijdstip, met als doel het zoveel mogelijk verlagen van de infectiedruk in de zeugenstapel, meer aangewezen. (1)
Rol van managementmaatregelen
Voor een succesvolle aanpak van griep gelden dezelfde regels als voor de aanpak van infecties met het PRRS-virus. Vaccinatie, gecombineerd met een goed management bij de gelten en biggen staat centraal. Bij de gelten zijn een voldoende lange quarantaineperiode, vaccinatie en zorgvuldige integratie in de zeugenstapel van belang. Bij de biggen moet aandacht besteed worden aan voldoende biestopname, scheiding van leeftijdsgroepen en vaccinatie. (1,4) De combinatie van vaccinatie en strikte interne bioveiligheid zorgt voor een verminderde blootstelling aan het griepvirus en andere ziektekiemen.
Het griepvirus kan indirect overgedragen worden door contact met besmette kledij, gereedschap of mensen. Het griepvirus wordt teruggevonden op de kledij en handen van bedrijfsmedewerkers die met griep besmette varkens hanteren. Vooral het optillen van besmette varkens voor vaccinatie of bij het spenen vormt een risico. Daarnaast is het griepvirus ook aanwezig op gereedschappen, behandelkarren en drijfmaterialen die gebruikt worden bij de behandeling en bij het verplaatsen van varkens. Het regelmatig wassen van de handen of vervangen van wegwerphandschoenen en het verwisselen van kledij is aanbevolen, zeker bij het uitvoeren van routinebehandelingen en bij het uitladen van de biggen bij het spenen. (5)
Eerder werden een reeks maatregelen geformuleerd voor de bestrijding van het PRRS-virus, het zogenaamde McRebel plan. (6) Deze interne bioveiligheidsmaatregelen zijn erop gericht om de overdracht van ziekteverwekkers van geïnfecteerde naar niet-geïnfecteerde dieren binnen het bedrijf te verminderen. Het McRebel plan is ook nuttig om de circulatie van het griepvirus en secundaire bacteriële infecties bij biggen te verminderen en omvat volgende maatregelen:
- Verleg geen biggen om zieke dieren, achterblijvers of wegkwijners te redden.
- Verleg biggen om het aantal biggen per toom te homogeniseren enkel binnen de eerste 24 uur na de geboorte. Verleg ze pas nadat ze biest hebben gedronken bij hun eigen moeder.
- Verplaats biggen alleen binnen hetzelfde kraamhok. Verplaats geen zeugen of biggen tussen kraamafdelingen.
- Vermijd het gebruik van pleegzeugen voor zwak geboren biggen, achterblijvers en wegkwijners.
- Minimaliseer het aantal manipulaties bij biggen, in het bijzonder routinebehandelingen met antibiotica of extra ijzerinjecties.
- Evalueer de impact van niet noodzakelijke manipulaties of behandelingen op het ziektecijfer bij zuigende en gespeende biggen.
- Verwijder zieke biggen die geen kans hebben op volledig herstel onmiddellijk.
- Vermijd het terugplaatsen van biggen. Lichte of achterblijvende biggen mogen niet naar groepen met jongere biggen of pleegzeugen worden verplaatst.
- Voeder geen materiaal van achterblijvers of geaborteerde/doodgeboren foetussen, om het immuunsysteem (bijvoorbeeld van gelten) te boosten.
- Pas een strikt all-in/all-out beleid toe bij de gespeende biggen. Zorg voor 2 à 3 dagen leegstand tussen de groepen, zodat er voldoende tijd is voor reiniging en desinfectie.
- Vul de gespeende biggen afdelingen in 1 keer (all-in), eventueel door een aantal van de oudste en best ontwikkelde biggen van de volgende leeftijdsgroep vervroegd te spenen.
Alleen het consequent toepassen van deze maatregelen kan leiden tot succes. Griepvirussen komen niet alleen op bedrijven terecht via de aankoop van dieren of via de lucht. Ook de mens is een mogelijke bron van infectie. (7) Jaarlijkse vaccinatie van varkenshouders en alle andere personen die beroepsmatig in contact komen met varkens wordt daarom ten zeerste geadviseerd.
Bronnen
- White et al., 2017. Preventive Veterinary Medicine 138 (2017) 55–69.
- Deblanc et al., 2018. Vet Microbiol. 2018 Mar; 216:142-152.
- Loeffen et al., 2003. Vet. Immunol. Immunopathol. 92:23–35.
- Torremorell et al., 2009. Vet. Rec.165, 74–77.
- Lopez‑Moreno et al., 2023. Porcine Health Management (2023) 9:13.
- McCaw, 1995. Proceedings of the AD Leman Swine Conference, 1995, p. 161–162.
- Grøntvedt et al., 2013. Preventive Veterinary Medicine 110 (2013) 429– 434.