Zo’n twintig jaar gelede streken Leon en Lianne van Dijck neer op een voormalig staatsbedrijf in het oosten van Duitsland. In de loop der jaren is het bedrijf uitgebouwd naar 2.500 zeugen en 6.800 opfokzeugen verdeeld over twee locaties. Hun onderneming Schweinehaltung Düben is een nucleus bedrijf met GGP- en GP-zeugenlijnen van Hypor. De F1-geltjes gaan naar vermeerderaars in heel Europa. Zo’n 25 procent gaat als zuivere lijn weg. Het bedrijf is volledig SPF.
Leon van Dijck had in het verleden een gesloten varkensbedrijf in Nederland. Maar de uitbreidingsmogelijkheden waren beperkt en het ondernemersbloed kriebelde. De varkenshouders keken nadrukkelijk naar de mogelijkheden over de grens. “Ik wilde naar Amerika, maar dat wilde mijn vrouw niet. Zelf had ik aanvankelijk geen trek in Oost-Duitsland. Maar dat is het uiteindelijk toch geworden en dat is een goede stap geweest”, vertelt Leon van Dijck. De varkenshouders streken neer in Düben, een plaats in voormalig Oost-Duitsland. Op een voormalig staatsbedrijf begonnen ze met 800 zeugen. “Personeel was toen nog geen probleem. Dat is nu helaas wel anders. Ook de mestafzet was geen probleem. Dat is het nu overigens ook niet. Onze buurman en een andere akkerbouwer komen het voor niks ophalen”, vertelt Van Dijck.
Robuuste zeug – vitale biggen
In 2009 en 2010 breidden de varkenshouders het bedrijf flink uit. Op de thuislocatie werden nieuwe stallen gebouwd voor 2.500 zeugen en 3.200 opfokzeugen. Vanaf het begin koos Van Dijck ervoor om het bedrijf helemaal SPF op te zetten. Hiervoor werden Hypor-zeugen aangekocht uit Spanje. Hierbij werd niets aan het toeval overgelaten. Bij vertrek uit Spanje werd van elk dier bloed getapt en onderzocht. Bij aankomst in Düben nog een keer.
Deze zeugen waren vijftig procent Landras en vijftig procent York. Na hier een aantal jaren mee te hebben gewerkt, schakelde Van Dijck over op honderd procent York. “Dit zijn prettige, makkelijke zeugen, met goed beenwerk en goede moedereigenschappen. Ze brengen makkelijk veel biggen groot”, is de ervaring van Van Dijck. F1-geltjes die Van Dijck produceert gaan op een gewicht van 25 kilogram naar een eigen opfoklocatie op zo’n vijftig kilometer afstand of naar één van de drie vaste opfokbedrijven waar Van Dijck mee samenwerkt.
Op een leeftijd van 180 tot 200 dagen gaan ze weer door naar vermeerderaars in heel Europa. Naast F1 produceert het bedrijf ook zuivere lijn. Dit betreft 25 procent van de gelten. Deze vertrekken op 180 dagen leeftijd. Daarnaast worden er op jaarbasis 700 tot 800 zuivere lijn beren opgefokt, waarvan er doorgaans een stuk of tien op een KI-station terecht komen.
Varkens gezond houden
Het bedrijf is vrij van mycoplasma, APP en PRRS. De varkenshouder doet er alles aan om insleep van dierziekten te voorkomen. Het scheelt daarbij enorm dat het bedrijf in een gebied ligt met weinig varkens. “Toen we begonnen te bouwen was er tot tien kilometer in de omtrek geen ander varkensbedrijf te vinden. Inmiddels is deze cirkel nog groter geworden. Nu is er binnen 25 kilometer geen ander varkensbedrijf meer”, vertelt de varkenshouder. De enige andere varkens die je rond Düben kunt aantreffen zijn wilde varkens. “Ik ben er niet bang voor dat de wilde varkens ziekten overbrengen naar die van ons. Wij hanteren heel strenge hygiënemaatregelen en daar vertrouw ik op.” Het bedrijf van Van Dijck is compleet omheind zodat wilde varkens niet aan de rand van het bedrijf kunnen komen.
Bezoekers, zoals de dierenarts of mensen die namens Hypor komen, mogen minstens 48 uur daarvoor niet bij varkens zijn geweest. Daarom zijn bezoekers ook alleen op maandag welkom. Dan zit er in elk geval een weekend tussen. Iedereen die het bedrijf binnenkomt moet douchen en bedrijfskleding aandoen. Zaken als eten en telefoons gaan in een UV-kast.
Ook belangrijk: bij het laden van varkens wordt er streng op toegezien dat er geen varkens terug de stal in gaan. Eenmaal buiten geweest, komt een varken er niet meer in. Iedere maandag rijden er twee á drie dichte vrachtwagens van Hypor met fokmateriaal van Van Dijck richting de opfokbedrijven. De eigen opfoklocatie op afstand en de opfokbedrijven waar Van Dijck mee samenwerkt zijn ook allemaal SPF. Van Dijck zegt het voordeel van de hoge gezondheidsstatus in de stal goed te merken. “Je hoort geen varken hoesten”, vertelt hij. “Ook van onze afnemers krijgen we positieve verhalen terug. De groei is beter en er zijn minder medicijnen nodig. Dat is belangrijk in een tijd waarin we het antibioticumgebruik willen terugdringen.”
Data verzamelen
Het werk op het bedrijf wordt door Leon en Lianne gedaan in samenwerking met achttien medewerkers. Ook hun zoon van veertien jaar helpt regelmatig mee. “Samen proberen we de beste fokgelten te produceren, die gemakkelijk en gezonde nakomelingen voortbrengen. Daarmee willen we de basis leggen voor robuuste en vitale vleesvarkens. We werken heel protocollair en verzamelen veel data. Zo willen we bij de zuivere lijn van elke big het geboortegewicht weten. Dit wordt allemaal opgeslagen in het Mixblup-programma van Hypor dat wordt gebruikt voor schatting van de fokwaarde.
We tellen ook meteen de spenen. F1-gelten moeten minimaal 14 spenen hebben. Zuivere lijn-gelten minimaal 15. Er vallen echter bij ons amper dieren af vanwege te weinig spenen. Zodra ze naar de opfok gaan worden ze opnieuw gewogen om te bepalen wat de groei is geweest. De geltjes worden op dag 14 gewogen om te kijken wat de melkcapaciteit van de moederzeug is. In de opfokstal worden de gelten nog een keer gewogen. Op dag 180 vindt de eindselectie plaats. Dit gebeurt op basis van spekdikte, spierdikte, bevleesdheid, gerealiseerde groei en exterieur”, legt Van Dijck uit.
Geboortegemak belangrijk
Van Dijck wil zeugen leveren die gemakkelijk werpen. “Dat is belangrijk voor de zeug, maar zeker ook voor de zeugenhouder. Het is tegenwoordig overal moeilijk om aan personeel te komen. Daarom moet je het jezelf waar het kan in de kraamstal makkelijk maken. Om zeugen te kunnen leveren die gemakkelijk werpen, helpen wij onze zuivere lijn-zeugen bij werpen niet, of in elk geval zo min mogelijk. We hopen dat de daaropvolgende generatie ook gemakkelijk bigt.” Kunstmelk wordt op het bedrijf van Van Dijck niet verstrekt. “Als je door goed te voeren de conditie van de zeugen goed houdt, hoef je in de kraamstal weinig bij te sturen.”, is de ervaring van de varkenshouder.
De zeugen op het bedrijf in Düben hebben gemiddeld zestien biggen per worp, waarvan 14,9 levend geboren. Het geboortegewicht is gemiddeld 1,35 kilogram. Gemiddeld worden er 13,8 biggen per worp gespeend. “We hadden vorig jaar gemiddeld 34 gespeende biggen per zeug”, vertelt de varkenshouder trots. Het is een kwestie van goed selecteren en goed voor de dieren zorgen. Als je goed bent voor de varkens, zijn ze ook goed voor jou”, besluit Van Dijck.
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Hypor
Dit is een artikel uit vakblad Varkensbedrijf. Meer van dit lezen? Abonneer u dan direct!