In eerdere artikelen heeft u kunnen lezen hoe u uw vaccins het beste kunt bewaren en hoe u een vaccinatieronde zo goed mogelijk voorbereidt. In dit artikel tips voor tijdens het vaccineren en erna, zodat u het gehele proces zo optimaal mogelijk kunt laten verlopen en u echt het maximale rendement uit uw vaccins haalt!
Voordat u overgaat tot vaccineren, is het belangrijk om eerst een rondje door de stal te maken. Hoe zien de dieren eruit? Zien de dieren er gezond uit, of zijn er signalen die op gezondheidsproblemen zouden kunnen duiden? Is het mogelijk dat er andere (niet zichtbare) primaire of secundaire ziektekiemen een rol spelen? Bij het vermoeden daarvan is het altijd verstandig om eerst uw dierenarts te raadplegen voor advies.
Vaccins en medicatie kunnen elkaar beïnvloeden. Voordat u overgaat tot vaccineren is het daarom van belang om goed in kaart te hebben of de betreffende diergroep wordt behandeld (bijvoorbeeld met antibiotica) en om na te gaan of de vaccinatie het effect daarvan zou kunnen beïnvloeden, of andersom (dus dat de antibiotica een nadelig effect heeft op de werking van het vaccin). Twijfelt u, raadpleeg dan altijd eerst uw dierenarts.
Als vaccins veilig gecombineerd kunnen worden gegeven, heeft dat natuurlijk altijd de voorkeur. Dat betekent voor de dieren immers minder stress en voor u minder werk. Echter: niet alle vaccins zijn geschikt om in combinatie met andere vaccins te worden toegediend. Controleer dit dus vooraf.
In een eerder artikel is uiteengezet hoe u een vaccinatie zo goed mogelijk voorbereidt. Behalve voldoende en de juiste materialen, is het belangrijk dat de materialen op de juiste manier worden gebruikt. Bij het combineren van vaccins houdt dit onder andere in: voor elk vaccin een ‘eigen’ spuit (en dus niet met één en dezelfde naald twee soorten vaccinatievloeistof toedienen). Ook het tijdig vervangen van de naald is van belang om ervoor te zorgen dat vaccins zo goed mogelijk worden toegediend.
Eigenlijk kan niet vaak genoeg worden benadrukt hoe belangrijk het is om vaccins onder de juiste omstandigheden te bewaren én om ze op de juiste temperatuur toe te dienen. Voor het toedienen van een vaccin geldt: minimaal op kamertemperatuur, maar liever nog op lichaamstemperatuur. Voor het dier is dat veruit het prettigste (= minder stress) en daarnaast is de kans op bijwerkingen kleiner wanneer het vaccin op lichaamstemperatuur wordt toegediend.
Van een vaccin dat niet op de juiste plek terechtkomt, kan geen optimale werking worden verwacht. Daarvoor zijn vaccins echt te kostbaar! Zorg er dus voor u er tijdens het proces alert op blijft dat elke vaccinatie op de juiste plaats wordt gezet én in de juiste hoek wordt toegediend (altijd loodrecht op de huid, zodat de vloeistof in de spier en niet in de vetlaag terechtkomt). Wees ook alert op eventueel teruglopen van vaccinatievloeistof. Of kies voor naaldloos vaccineren, waarbij meerdere vaccinatieplekken mogelijk zijn, minder vaccinatievloeistof nodig is én wat een snellere en effectievere immuunrespons oplevert. Behalve effectiever, is naaldloos vaccineren ook prettiger voor het dier. Het levert minder stress op en er worden minder entreacties waargenomen.
Zit de klus erop, maak de spuit (of het IDAL apparaat) dan grondig schoon en droog (nooit opbergen met vaccinatievloeistof er nog in!). Uiteraard werkt u ook uw administratie en voorraad bij. Ook een goede evaluatie is belangrijk: hoe is de vaccinatieronde verlopen? Zijn er dieren gemist? Of juist dubbel gevaccineerd? Wat zou u voor een volgende keer anders kunnen doen om het proces nog verder te verbeteren? Houd dus niet alleen altijd uw naalden, maar ook uzelf scherp!
BNL-NON-230700028