Veel bacteriële ziekteverwekkers zijn secundaire ziektekiemen, maar twee van de drie bacteriële ziekteverwekkers die we in dit artikel bespreken zijn echter primair in het PRDC. Dit is Mycoplasma hyopneumoniae en Bordetella bronchiseptica. Een derde secundaire ziektekiem, die in combinatie met onder andere Bordetella bronchiseptica voor grote problemen kan zorgen, is Pasteurella multocida.
Mycoplasma hyopneumoniae
De eerste beschrijving van wat we nu kennen als de bacterie Mycoplasma hyopneumoniae als de veroorzaker van ‘stalhoest’ stamt al af van het jaar 1930 en wel van een van onze buurlanden, Duitsland. Een mysterieuze respiratoire ziekte trof de varkens. Men noemde de ziekte ‘Ferkelgrippe’ (naar de woorden ‘big’ en ‘griep’). Het is ook te danken aan het misverstand dat men met een virus te maken had, dat het nog dertig jaar duurde eer men door had dat deze toenmalige ziekte door een bacterie veroorzaakt werd.
De kiem hecht zich vast aan de trilhaartjes van het ademhalingsstelsel. Deze kleine haartjes vangen onder normale omstandigheden zaken op die niet in het ademhaling stelsel horen, zoals viruspartikels, stofdeeltjes, bacteriën enz. Ze vertonen een slagbeweging waardoor de slijmlaag samen met de gevangen partikeltjes richting de keel worden geduwd en wordt ingeslikt. Mycoplasma hyopneumoniae zorgt er echter voor dat de trilhaartjes beschadigd worden, niet meer slaan en het hierboven beschreven mechanisme niet meer functioneert. Zo komen de gevangen partikeltjes dieper in de longen terecht waar ze verder voor problemen kunnen zorgen.
Mycoplasma hyopneumoniae heeft ook een invloed op het immuunsysteem van het ademhalingsstelsel waardoor het varken nog vatbaarder wordt voor andere infecties. Dit samenwerken van verschillende bacteriële ziektekiemen heet enzoötische pneumonie. Komen daar nog virale ziekteverwekkers bij dan spreken we over PRDC.
Bij sommige varkens is M. hyopneumoniae aanwezig in het ademhalingsstelsel, maar veroorzaakt geen ziekte. Gastheer (= het varken) en kiem leven als het ware in vrede samen (dragers). Dit maakt ook dat een positieve PCR op longswab niet altijd betekent dat M. hyopneumoniae de oorzaak is van zieke varkens in de stal. Bij sommige varkens, en men weet nog niet hoe dit komt of wat de trigger is, zal dit fragiele evenwicht omslaan in infectie en wordt het varken ziek. Dragers zijn ook een belangrijke bron van verspreiding van de bacterie binnen het bedrijf.
Jonge zeugen spelen een cruciale rol om Mycoplasma op uw bedrijf onder controle te houden. Zij zijn de motor van de verspreiding omdat ze meer Mycoplasma uitscheiden dan hun oudere leeftijdsgenoten. Ze doen dit op momenten van stress, zoals bij het verhokken of rond het werpen, waardoor ze hun biggen via neus-neus contact in de kraamstal gaan besmetten. De geïnfecteerde biggetjes in de kraamstal zullen via diezelfde weg hun toomgenoten infecteren. Hoe meer jonge zeugen deze cascade in gang brengen hoe meer biggetjes besmet zijn, hoe sneller alle toomgenoten besmet zijn en hoe groter en vaak ook vroeger de problemen.
In de jaren 90 van de vorige eeuw kwamen de Mycoplasma vaccins op de markt. Varkens die gevaccineerd zijn, worden veel minder ziek, maar het is een utopie om te denken dat er geen longletsels meer te zien zullen zijn aan de slachtlijn. We zien het positieve resultaat in het dalen van de hoeveelheid hoest, de gevoeligheid voor andere ziektekiemen en het verbeteren van de groei en voederconversie in de vleesvarkens. Deze gevaccineerde varkens zullen ook minder besmettelijk zijn naar andere varkens en aangezien de kiem zich eerder traag verspreidt, krijg je door vaccinatie een verdere afremming van de verspreiding binnen uw bedrijf.
Bordetella bronchiseptica
Bordetella bronchiseptica is een minder gekende, gramnegatieve bacterie die zich kan verspreiden via direct contact tussen geïnfecteerde en niet-geïnfecteerde dieren, evenals door de verspreiding via aerosol. De bacterie kan ook overleven in de omgeving, wat de verspreiding ervan bevordert. Besmetting treedt meestal al op voor spenen, bij biggen in de kraamstal die door de zeug worden besmet. Besmette dieren kunnen symptoomloze dragers zijn en op deze manier een besmettingsbron zijn voor andere dieren. De bacterie hecht zich aan de epitheelcellen van de luchtwegen en kunnen een biofilm vormen. In deze biofilm verstoppen ze zich voor het afweersysteem van het varken. De bacterie heeft de mogelijkheid om verschillende toxines te vormen, waardoor de schade aan een geïnfecteerd dier zich op verschillende manieren kan uiten en niet altijd even groot is.
Wanneer varkens besmet worden, kunnen ze verschillende symptomen vertonen waaronder hoesten, niezen, loopneus en traanstrepen. Een typische letsel van een Bordetella-infectie is schade aan neusschelpen in de neusholtes. De neusschelpen worden aangetast en nemen in grootte af (atrofie). Bij een simpele infectie met Bordetella bronchiseptica is deze atrofie tijdelijk en kan deze volledig herstellen. Bij gecompliceerde infecties met andere kiemen is dit vaak onomkeerbaar.
Door de primaire schade aangericht door Bordetella bronchiseptica kunnen andere ziektekiemen, zoals virussen, streptokokken en Glaesserella, binnendringen en aanhechten in de longen. Bordetella bronchiseptica maakt, net zoals Mycoplasma hyopneumoniae, de luchtweg als het ware vrij voor andere ziektekiemen. Door meer opvallende symptomen van de secundaire infecties wordt Bordetella vaak gemist bij de diagnose.
De negatieve gevolgen van een infectie met Bordetella bronchiseptica worden onderdrukt bij systematische antibioticabehandelingen, maar sinds we steeds minder en minder antibiotica gebruiken in de biggenbatterij speelt deze bacterie steeds vaker een rol.
Om Bordetella bronchiseptica bij varkens te beheersen is het belangrijk om infecties te voorkomen. Dit kan enerzijds met een vaccinatie van de zeugen, zodat de jongen biggen bescherming meekrijgen via de biest. Dit houdt besmetting niet tegen, maar het voorkomt klinische uitbraken en vermindert de schade bij de biggen.
Pasteurella multocida
Een andere kiem, die in combinatie met onder andere Bordetella bronchiseptica voor grote problemen kan zorgen, is Pasteurella multocida. Het meest bekend is deze kiem als veroorzaker van ‘snuffel’ (Progressieve Atrofische Rhinitis, de scheve neuzen ziekte) en pneumonie. Waar de aantasting van de neusschelpen door Bordetella bronchiseptica vaak tijdelijk en omkeerbaar is, is de schade en vervorming na een infectie met Pasteurella blijvend! Behalve snuffel kan Pasteurella multocida ook een acute longontsteking geven. Dit gaat altijd gepaard met een andere infectie, zoals Mycoplasma hyopneumoniae of PRRSv.
Pasteurella multocida is een gram negatieve bacterie die ook bij gezonde varkens voorkomt (symptoomloze dragers). De bacterie kan (gemakkelijker) aanslaan in een luchtweg waar het trilhaarepitheel is aangetast en veel slijm in de luchtwegen aanwezig is. Ook de aanwezigheid van stof en ammoniak kunnen de infectie verergeren. Factoren die in de intensieve veehouderij natuurlijk altijd aanwezig zijn.
Preventie van de ziekte vindt vaak plaats door vaccinatie van drachtige zeugen. Door het doorgeven van maternale antilichamen via de biest zijn de biggen beschermd tegen klinische verschijnselen. Het vaccin bestaat in een combinatievaccin met Bordetella bronchiseptica. Ook bij Pasteurella multocida komt steeds meer antibiotica resistentie voor. Dit is iets om rekening mee te houden bij de aanpak ervan.
Denkt u dat u met één van bovenstaande ziektekiemen kampt op uw bedrijf?
Overleg met je dierenarts over welke maatregelen u kan nemen en hoe HIPRA u hierin kan ondersteunen.
Bron: HIPRA