Naar aanleiding van een rapport van het International Agency for Research on Cancer (IARC) eind 2015 doken berichten op dat rood vlees eten het risico op kanker zou verhogen. In een persbericht verspreid door de Universiteit Gent zet professor Stefaan De Smet enkele fouten in de berichtgeving recht.
“Het eten van vlees is geen directe oorzaak van kanker en dat stelt de IARC-werkgroep ook niet”, aldus de vleesexpert verbonden aan de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen van de UGent en lid van de IARC-werkgroep.
Conclusies van het rapport
“Deze werkgroep had als taak te evalueren of er wetenschappelijk bewijs is voor een verband tussen het eten van rood vlees en vleeswaren en een verhoogd risico op het ontwikkelen van kanker”, vertelt De Smet. “Andere chronische aandoeningen en de consumptie van wit vlees en vis werden in dit onderzoek niet betrokken.”
De conclusies van het IARC-rapport over de wetenschappelijke bewijskracht voor het verband tussen eten van vlees en colorectale kanker bij de mens waren: ‘het eten van vleeswaren is kankerverwekkend’ en ‘het eten van rood vlees is waarschijnlijk kankerverwekkend’. Voor nagenoeg alle andere kankers werd geen duidelijk wetenschappelijk verband vastgesteld.
“Er is dus wetenschappelijk bewijs dat het eten van rood vlees en vleeswaren het risico op darmkanker verhoogt, maar deze conclusies moeten genuanceerd geïnterpreteerd worden”, aldus prof. De Smet.
Niet het risico werd onderzocht, wel de bewijskracht
“Het is belangrijk te verduidelijken dat de taak van onze werkgroep erin bestond een gevarenanalyse uit te voeren en geen volledige risicoanalyse”, verduidelijkt De Smet. “We zochten met andere woorden naar de sterkte van de wetenschappelijke bewijskracht en niet naar de grootte van het risico.”
De wetenschappelijke bewijskracht voor een verband tussen de stof en het onderzochte effect bij de mens werd aan de hand van volgende categorieën beoordeeld:
- Klasse 1: de bewijskracht is duidelijk;
- Klasse 2: de bewijskracht is twijfelachtig;
- Klasse 3: de bewijskracht is onvoldoende.
Vleeswaren worden ingedeeld in klasse 1, samen met andere zaken zoals bijvoorbeeld alcohol en roken. Rood vlees komt in klasse 2 terecht, waaronder bijvoorbeeld ook frituren valt.
Deze categorieën duiden echter niet op de grootte van het risico, maar enkel op de sterkte van de wetenschappelijke bewijskracht. “Zo kan het gebeuren dat stoffen met een sterk verschillend risico maar met dezelfde wetenschappelijke bewijskracht toch in dezelfde klasse ingedeeld worden, bijvoorbeeld het sterk verhoogd risico op longkanker bij roken en het weinig verhoogd risico op colorectale kanker bij het eten van vleeswaren”, legt professor De Smet uit. “Als we het absoluut risico zelf zouden willen analyseren, zouden we ook de blootstelling aan het risico in kaart moeten brengen. En dat was niet het opzet van dit rapport.”
Voedingsaanbevelingen
Niet iedereen moet dus van vandaag op morgen overschakelen naar vegetarisme. Algemene schattigen stellen wel dat onze vleesconsumptie verminderen voordelen zal hebben. “Voor de Belgische samenleving kunnen we schatten dat als we collectief gemiddeld 100 g per dag minder rood vlees zouden eten (of 50 g per dag minder vleeswaren), dit tot ongeveer 1.500 minder nieuwe gevallen van colorectale kanker en 500 minder overlijdens per jaar zou kunnen leiden”, legt De Smet uit.
Concrete voedingsaanbevelingen met betrekking tot vlees kunnen echter niet uit het IARC-rapport afgeleid worden, aangezien dit noch de taak, noch de bedoeling van de werkgroep was. Hiervoor wordt doorverwezen naar het rapport van de Hoge Gezondheidsraad waarin aanbevolen wordt de consumptie van rood vlees best te beperken tot maximum 500 gram per week, en de consumptie van vleeswaren (op basis van rood vlees) tot een minimum te beperken.
“Eigenlijk stemt dit goed overeen met de algemene voedingsaanbevelingen die al geruime tijd gehanteerd worden. Namelijk om de consumptie van vlees (rood en wit) en vis te beperken tot een portie van 100 gram per dag en vlees enkele dagen per week af te wisselen met vis, een eitje of een plantaardig alternatief”, besluit De Smet. Vlees heeft dus zeker een plaats in onze voeding, maar wordt best met mate geconsumeerd in een gevarieerd en evenwichtig dieet.