De ruwe celstof uit ruwvoer is een bron van energie, maar de lastige verwerking van ruwvoer zorgt ervoor dat er vooralsnog weinig gebruik van wordt gemaakt. Er zijn ook geen signalen dat het gebruik gaat toenemen, terwijl dat met de huidige dierwelzijnsinzichten wel zou passen.
Het varken is geen kritische eter en eet vrijwel alles. Door de jaren heen zijn de diëten van varkens steeds meer toegespitst op de technische prestaties die het dier moet leveren. Tot op twee cijfers achter de komma wordt de voerbehoefte van het varken afgestemd op die prestaties om te zorgen dat het dier nutritioneel niets tekort komt. Sommige varkenshouders produceren deze voeders zelf en anderen stellen ze samen in samenspraak met de voerleverancier. Maar voer is meer dan alleen nutritie. Het heeft ook een rol in het algemene welbevinden van het dier. Volgens de tegenwoordige dierwelzijnsinzichten leent ruwvoer zich prima als afleidingsmateriaal, omdat het aan het varken een verzadigd gevoel geeft.
Het verstrekken van ruwvoer is echter geen vanzelfsprekendheid in de varkenshouderij. Allereerst zijn er praktische bezwaren. Het vraagt arbeid om bijvoorbeeld (kuil)gras of mais structureel te verstrekken. Daarnaast zijn veel ruwvoeders ongeschikt om langdurig te bewaren vanwege het risico op schimmel en andere gifstoffen. Tot slot is er nog het risico op verstopping van de mestroosters of de mestput, met alle problemen van dien.
Desalniettemin zijn er voldoende positieve ervaringen met het verstrekken van ruwvoer aan verschillende leeftijdsgroepen varkens. Er zijn verschillende concepten die een dagelijks handje ruwvoerverstrekking in de inkoopeisen hebben opgenomen en dierenartsen die oproepen tot het gebruik van ruwvoer aan varkens. Ook zuiver nutritioneel zijn er best wat argumenten die pleiten voor het aanbieden van ruwvoer.
Lees de volledige relaas van dit focusverhaal in Varkensbedrijf editie april 2018, uiterlijk per 20 april bij abonnees in de bus.
Bron: Rob van Ginneken – Varkensbedrijf april 2018