De zeug treedt op als reservoir van resistente E. coli voor de pasgeboren biggen en toediening van antibiotica aan zeugen rond het werpen vormt een risicofactor voor het voorkomen van resistente E. coli bij de zeug zelf en bij haar biggen. Dat bewijst onderzoek van Bénédicte Callens uitgevoerd in het kader van haar proefschrift: ‘Antimicrobial use and resistance in Belgian pig production.’
Bénédicte Callens verdedigt haar studie op dinsdag 22 september 2015 om 17.00 uur in het Auditorium A van de Faculteit Diergeneeskunde Universiteit Gent Salisburylaan 133, Merelbeke.
De laatste studie door Callens uitgevoerd in het kader van haar proefschrift rapporteert een hoog voorkomen van antibioticumresistentie bij E. coli in de kraamstal. Slechts 27,4 procent E. coli isolaten afkomstig van pasgeboren biggen toonde volledige gevoeligheid voor de geteste antibiotica. Resistentie tegen 1 of 2 antibioticaklassen bedroeg 41,2 procent en 46,8 procent bij E. coli geïsoleerd van respectievelijk zeugen en biggen tijdens de kraamperiode.
Het voorkomen van antibioticumresistentie bij de zeug was een risicofactor voor antibioticumresistentie bij haar biggen. Het gebruik van lincomycine-spectinomycine bij zeugen rond werpen verhoogde het voorkomen van ampicilline, streptomycine en trimethoprim-sulfadiazine resistentie bij de zeugen zelf en tevens het voorkomen van enrofloxacine resistentie bij haar biggen.
Callens besluit daarom dat de zeug optreedt als reservoir van resistente E. coli voor de pasgeboren biggen en dat de toediening van antibiotica aan zeugen rond werpen een risicofactor vormt voor het voorkomen van resistente E. coli bij de zeug zelf en bij haar biggen.