Uit een recente barometer van Sanitel-Med blijkt dat 42 procent van de Vlaamse varkenshouders in 2021 antibiotica (colistine) gaf aan de speenbiggen. Sinds het verbod om zinkoxide in het varkensvoer toe te voegen, steeg dat cijfer met 10 procent. Op welke manier kunnen varkenshouders er toch in slagen om het antibioticaverbruik bij gespeende biggen terug te dringen? Op het bedrijf Goethals – De Zutter in Oosteeklo gebeurt dat via vaccinatie tegen speendiarree door E. coli.
Martine De Zutter nam het bedrijf van haar ouders samen met Koen Goethals over in 1992. “Toen was het nog een gemengd bedrijf met koeien en varkens. Zelf hebben we dat ook nog een aantal jaren aangehouden, maar na verloop van tijd behielden we enkel de varkens op deze locatie. We groeiden in 2008 van 500 zeugen naar 1.000 zeugen in een vierwekensysteem. Een deel van de vleesvarkens wordt ter plaatse afgemest, een deel gaat naar andere locaties.”
Speendiarree en streptokokken
Het bedrijf kampte, sinds het verbod op zinkoxide, met een zware problematiek van speendiarree en streptokokkeninfecties. “Dat heeft zeker ook te maken met de keuze voor een vierwekensysteem”, weet Martine. “Op een andere locatie werken we met een vijfwekensysteem en zien we de speendip en de diarree veel minder optreden.”
“We hebben op deze locatie verschillende zaken geprobeerd”, vertelt dierenarts Mieke Boone van Medivet DAP. “Het drinkwater aanzuren met verschillende soorten zuren, autovaccins toedienen voor de streptokokken, aanpassingen aan het voeder; het hielp allemaal niet.”
De varkenshoudster en haar dierenarts besloten dan een test met een E. colivaccin uit te voeren op één achtste van het totale aantal biggen. Die biggen werden vervolgens doorheen de biggenbatterij opgevolgd. “Het resultaat was zeer positief”, legt Martine uit. “Hoewel de staldruk nog hoog was, hadden we na die eerste test maar weinig gespeende biggen met diarree. Daardoor hoefden we geen antibiotica te geven en viel ook de streptokokkenproblematiek weg.” Mieke verduidelijkt: “We kozen er resoluut voor om niet na één test al definitieve conclusies te trekken. De kiemen in de stal verlagen, vraagt tijd. Die lage staldruk is vooral belangrijk om ervoor te zorgen dat ook de biggen die mogelijks te weinig vaccin opgenomen hebben via de biggenkommen, niet ziek worden. Wil je absoluut zeker zijn dat elke big zijn vaccin gekregen heeft, dan moet je ze drenchen door ze één voor één te behandelen. Dat hebben we in het begin een paar keer gedaan, maar die manier van werken is erg arbeidsintensief. Martine koos daarna voor toediening via de biggenkommen in het kraamhok. Dan is het belangrijk om nauwkeurig te berekenen hoeveel water de biggen drinken. Dat verschilt van bedrijf tot bedrijf en van seizoen tot seizoen. Door het toevoegen van een gekleurde stabilisator is het wel eenvoudig om te zien of alle biggen aan de biggenkom gepasseerd zijn zodat je eventueel nog manueel kan bijsturen. Het is belangrijk om altijd zuivere biggenkommen te gebruiken. Het water moet koud zijn en mag niet ontsmet of aangezuurd zijn. Bij levende vaccins, mogen er geen antibiotica toegediend worden in de periode van 3 dagen voor tot 3 dagen na de vaccinatie. Dit doodt immers het vaccin.”
Omdat het een levend vaccin is dat zich vermenigvuldigt in de darm, wordt het ook uitgescheiden. De biggen die te weinig gedronken hebben, komen ook in contact met het vaccin omdat het circuleert in de stal. Hierdoor vermindert de staldruk gaandeweg want er worden minder schadelijke bacteriën uitgescheiden. Het duurt een week om de immuniteit van de big op te bouwen. Het optimale moment van toedienen van het vaccin is dus een week voordat eerder problemen na het spenen opdoken in de stal.
Positieve resultaten
Het bedrijf schakelde bijna een jaar geleden over op vaccinatie tegen speendiarree door E. coli. Uit een vergelijking van de resultaten voor en na de omschakeling blijkt het antibioticagebruik spectaculair teruggedrongen: met 84,1 procent, terwijl het aantal afgeleverde biggen met 0,56 procent steeg. Het gewicht van de dode biggen is sterk teruggelopen, wat erop wijst dat enkel de echt zwakke dieren er nog tussenuit gaan. De voederconversie evolueerde positief, van 1,67 naar 1,62. Het aantal antibioticum behandeldagen per honderd dagen (BD100) daalde sterk, hoewel het effect nog niet ten volle zichtbaar is in de cijfers omdat deze nog geen volledig jaar in rekening brengen. De BD100 is al negen maanden gelijk aan nul.
Tekst en beeld: Hilde de Wachter